Zo werkt de nieuwe regeling
FME en vakbonden (ook wel: sociale partners) hebben afspraken gemaakt over de nieuwe pensioenregeling. Voordat de afspraken definitief werden, hebben zij eerst aan hun leden gevraagd wat zij van de afspraken vinden. Ook aan de vereniging van gepensioneerden van PME (VGPME) is die vraag gesteld. Alle definitieve afspraken zijn opgenomen in het transitieplan van sociale partners.
Veel blijft hetzelfde
Sociale partners willen dat werknemers kunnen rekenen op een goed pensioen. Wie met pensioen gaat, moet bij een volledige loopbaan in de sector (43 jaar) uitkomen op ongeveer 80 procent van het gemiddelde pensioengevend salaris. En een partnerpensioen van 50 procent van het pensioen bij overlijden na pensioendatum. Met de nieuwe pensioenregeling is er een grotere kans op een hoger verwacht pensioen dan in de huidige pensioenregeling.
En net als nu krijgen uw werknemers pensioen zo lang ze leven. Hun partner en kinderen krijgen een uitkering als de werknemer overlijdt. En werknemers blijven pensioen opbouwen als ze ziek of arbeidsongeschikt worden. De inleg blijft ook hetzelfde als nu. Net als de keuzes die uw werknemer heeft als hij of zij met pensioen gaat.
Dit zijn de nieuwe afspraken
Bekijk het overzicht met alle kenmerken en rekencijfers van de nieuwe pensioenregeling. Hier kunnen geen rechten aan worden ontleend. Het pensioenreglement voor de nieuwe pensioenregeling wordt leidend.
We stappen over op een solidaire premieregeling. Bij zo’n regeling maken de sociale partners afspraken over hoeveel geld er naar de pensioenpot van een werknemer gaat. En niet meer over hoeveel het pensioen uiteindelijk wordt. Dat hangt vooral af van de inleg, het rendement op de beleggingen en de rente als een werknemer met pensioen gaat. De hoogte van het pensioen staat dus niet vast.
Nieuw is dat uw werknemers voortaan een persoonlijke pensioenpot hebben. Het grootste deel van de maandelijkse inleg gaat naar die pensioenpot. Een klein deel gebruiken we voor het nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen (verzekeringen op risicobasis). En om de kosten van de regeling te betalen. Alle pensioenpotten samen beleggen we. De winst gaat naar de pensioenpotten. Net als de al opgebouwde pensioenen bij PME. Is er verlies, dan gaat er juist geld uit de pensioenpotten.
Gaat het goed met de beleggingen? Dan kan het pensioen straks makkelijker omhoog dan nu. We hoeven na de overstap op de nieuwe pensioenregeling namelijk minder hoge buffers aan te houden. Zo komt er meer geld vrij voor pensioen. Maar het pensioen kan ook omlaag als het slecht gaat met de economie. Het pensioen beweegt dus mee met de economie.
- Is een werknemer nog jong? Dan nemen we wat meer risico bij het beleggen van zijn of haar pensioengeld. Want dat levert op lange termijn het meeste op. De pensioenpot van een jongere werknemer kan daardoor behoorlijk schommelen.
- Is een werknemer wat ouder? Dan nemen we minder risico. Hoe ouder, hoe minder risico we nemen. De schommelingen in het uiteindelijke pensioen worden kleiner. Zo hebben uw werknemers steeds meer zekerheid over het bedrag dat ze krijgen als ze stoppen met werken.
- Gaat een werknemer met pensioen? Dan beleggen we nog steeds. Net als nu. Maar wel met nog minder risico. En er zijn maatregelen die ervoor zorgen dat het ingegane pensioen niet snel daalt.
Zit het tegen bij het beleggen van het pensioengeld? Dan zijn we daarop voorbereid. We houden een reserve aan om een daling van de ingegane pensioenen zoveel mogelijk te voorkomen. Ook spreiden we goede en slechte beleggingsresultaten over meerdere jaren. Zo voorkomen we dat gepensioneerden slechte resultaten meteen voelen in hun portemonnee.
De ploegendiensttoeslag telt straks mee voor het pensioen. Dat gaat in stapjes. Eerst telt een klein deel (1/5e) mee van de cao-ploegendiensttoeslag. En na vijf jaar telt de hele ploegendiensttoeslag mee voor het pensioen. Op dit moment is de overeengekomen cao-ploegendiensttoeslag 13,3 procent bij een tweeploegendienst en 15,0 procent bij een drie- of meerploegendienst. Werknemers bouwen pensioen op over maximaal deze percentages.
Voor arbeidsongeschikte werknemers wordt maximaal 70% van de premie ingelegd (bestemd voor ouderdomspensioen en partnerpensioen na pensioendatum) en maximaal 100% van de premies voor de verzekeringen op risicobasis (nabestaanden- en arbeidsongeschiktheidspensioen).
Overlijdt uw werknemer? Dan krijgt de partner net als nu een uitkering van ons. Dat noemen we het partnerpensioen. Dat werkt straks zo:
- Als uw werknemer overlijdt
Overlijdt uw werknemer, dan krijgt de partner:- 20 procent van het (gemaximeerde) salaris waarover de werknemer pensioen opbouwde.
- elk jaar 5.000 euro bruto totdat hij of zij de AOW-leeftijd bereikt. Dit bedrag stijgt mee met de lonen in de sector.
- het opgebouwde partnerpensioen uit de huidige pensioenregeling.
Het partnerpensioen kan net als het pensioen elk jaar omhoog of omlaag.
Verlaat uw werknemer de sector? Dan krijgt de partner in principe geen uitkering meer van PME. Wel krijgt de partner het opgebouwde partnerpensioen uit de huidige pensioenregeling. Bij de nieuwe werkgever is misschien wel opnieuw een partnerpensioen geregeld.
- Overlijden tijdens het pensioen
Overlijdt uw werknemer tijdens het pensioen? Dan krijgt de partner standaard 50 procent van het pensioen zolang de partner leeft. Maar de werknemer en de partner kunnen ook andere afspraken maken over welk deel de partner krijgt.
Het partnerpensioen kan net als het pensioen elk jaar omhoog of omlaag.
Als uw werknemer overlijdt, dan krijgen de kinderen net als nu een uitkering van ons. Dat noemen we het wezenpensioen. Dat is straks zo geregeld:
- Elk kind krijgt 10 procent van het (gemaximeerde) salaris waarover uw werknemer pensioen opbouwde. Plus het wezenpensioen dat al is opgebouwd in de huidige regeling.
- Is de partner ook overleden? Dan krijgt elk kind 20 procent.
- De uitkering stopt als een kind 25 jaar wordt.
- Verlaat uw werknemer de sector? Dan krijgen de kinderen in principe geen uitkering meer van PME. Wel krijgen zij het al opgebouwde wezenpensioen uit de oude pensioenregeling. Bij de nieuwe werkgever is misschien wel opnieuw een wezenpensioen geregeld.
Het wezenpensioen kan net als het partnerpensioen elk jaar omhoog of omlaag.
Het is belangrijk dat het omzetten van de pensioenen zorgvuldig en zo eerlijk mogelijk gebeurt. Geen enkele groep werknemers mag veel meer voordeel of nadeel hebben van de overstap dan een andere groep. Daarvoor hebben de sociale partners allerlei berekeningen laten maken en belangen afgewogen. Er is gekeken naar de gevolgen voor jongeren en ouderen. Maar ook voor mensen die pensioen opbouwen, mensen die pensioen krijgen, mensen die de sector hebben verlaten en mensen die dat de komende jaren misschien nog doen.
Uit de berekeningen bleek dat bepaalde leeftijdsgroepen nadeel ondervinden van de overstap. Het gaat dan om werknemers tussen de circa 40 en 60 jaar. Hun verwachte pensioen pakt naar verwachting in de nieuwe pensioenregeling lager uit. Voor deze groep is een eenmalige compensatie voorzien. Dit geldt zowel voor de basis- als de excedentregeling. De compensatie wordt betaald vanuit het vermogen van het fonds. De werknemers voor wie dit geldt krijgen daar vanzelf bericht over.
Met die compensatie gaat naar verwachting iedereen erop vooruit. De jongere werknemers (tot ongeveer 30) het meest. Dit komt omdat voor deze groep meer risico wordt genomen bij het beleggen van hun pensioen. Meer risico zorgt naar verwachting voor een hoger rendement.
Waardoor oudere groepen nadeel?
We beleggen de maandelijkse inleg. De inleg van een jongere werknemer levert meer op dan die van een oudere werknemer. Met de inleg van een jongere kunnen we immers langer beleggen. In de huidige regeling hadden jongeren daar geen voordeel van: iedereen bouwde hetzelfde pensioenrecht op. Jongere werknemers betaalden daardoor mee aan het pensioen van oudere werknemers. Dat was geen probleem zolang mensen voor dezelfde baas bleven werken. Dan hadden zij op den duur ook dit voordeel. Maar de tijden zijn veranderd. Mensen wisselen vaker van baan, ze gaan minder werken of beginnen voor zichzelf.
In de nieuwe regeling werkt het anders. Hoe jonger je bent, hoe meer pensioen je kunt verwachten voor iedere ingelegde euro. Dat geld blijft van de jongere en gaat niet gedeeltelijk naar de oudere groep. Voor het nadeel komt er een zo goed mogelijke compensatie.
Net als in de huidige pensioenregeling zijn er straks vrijwillige mogelijkheden voor werkgevers.
Excedentregeling
Dit is de regeling voor extra pensioenopbouw boven de maximum salarisgrens in de basisregeling (2024: € 89.382). Verdient een werknemer meer? Dan is het mogelijk om ook over dat deel pensioen op te bouwen. Dat kan tot het fiscale maximum (2024: € 137.800).Premie
U kunt zelf kiezen hoeveel inleg u inhoudt op het salaris van de werknemer. Dat kan van 14 procent tot maximaal 28 procent van het salaris waarover de werknemer pensioen opbouwt.- Variabelloonregeling
Dit is een regeling waarbij ook over variabele loonbestanddelen pensioen wordt opgebouwd. - Optimaal Pensioen Inkoop
De mogelijkheden van een collectieve aanvullende regeling voor extra inleg voor de opbouw van pensioen (binnen de fiscale grenzen) worden na de overstap nog onderzocht. Vooralsnog is deze mogelijkheid niet opgenomen in de pensioenregeling.
Werknemers hebben in de nieuwe regeling ook aanvullende mogelijkheden.
- Tijdelijk extra partnerpensioen (Anw-hiaat)
Ook in de nieuwe regeling kan uw werknemer kiezen voor tijdelijk extra partnerpensioen. Daarmee krijgt de partner een extra uitkering als de werknemer overlijdt. Dus bovenop het gewone partnerpensioen (inclusief de tijdelijke uitkering van 5.000 euro bruto). De partner krijgt het tijdelijke extra partnerpensioen totdat hij of zij AOW krijgt. Het verzekerd bedrag kiest de werknemer zelf: 8.000 euro, 13.000 euro of 18.000 euro (bedragen 2027, voor zover op dat moment binnen de fiscale grenzen). - Vrijwillige voortzetting risicodekkingen partner- en wezenpensioen
Verlaat een werknemer de sector? Dan kan de werknemer ervoor kiezen om het nabestaandenpensioen vrijwillig te verzekeren tot de pensioendatum. - Vrijwillige voortzetting gehele pensioenregeling
Een werknemer kan er na het verlaten van de sector ook voor kiezen alle pensioensoorten vrijwillig voort te zetten voor maximaal 10 jaar (onder voorwaarden).
Hoe gaat het nu verder?
Nu het transitieplan er is, informeren we werkgevers en werknemers regelmatig. Dat doen we via onze digitale kanalen, maar ook met online bijeenkomsten en presentaties op locatie. Verder zijn onze werkgeversconsulenten beschikbaar om uw vragen te beantwoorden.
Verder bekijken we goed of de afspraken uit het transitieplan haalbaar en uitvoerbaar zijn. Daarna maken we de administratie en de systemen klaar voor de toekomst. Uw werknemers krijgen in de maanden voor de overstap een schatting van hun pensioen onder de nieuwe regels. Eerder zijn die bedragen nog niet bekend. We richten ons op een overstap per 1 januari 2027.