Goed op weg met de Wet toekomst pensioenen, uitwerking nog niet afgerond
Er is PME alles aan gelegen dat ook in de toekomst een gedegen pensioenstelsel is voor alle deelnemers en gepensioneerden. Daarnaast willen we dat de overgang naar het nieuwe stelsel soepel verloopt. Vanuit dit perspectief hebben wij het consultatiedocument, samen met onze uitvoerder MN en collega pensioenfondsen PMT en Bpf Koopvaardij, kritisch beoordeeld. Onze gezamenlijke reactie is ingediend op de website van de overheid.
PME steunt de doelen die met het wetsvoorstel worden beoogd en we vinden het positief dat hiermee een volgende stap wordt gezet richting het toekomstbestendig maken van het pensioenstelsel. PME beoordeelde het conceptwetsvoorstel op de criteria ‘collectief en solidair’, evenwichtig tussen alle groepen, deelnemersgericht, uitvoerbaar en uitlegbaar.
Collectief en solidair
Wij zijn er van overtuigd dat je pensioen het beste samen en solidair regelt. Door met elkaar de kosten en risico’s te delen, is iedereen beter af. Wij kiezen voor een goede pensioenregeling en investeren in het gesprek met sociale partners hierover.
We vragen de minister de verantwoordelijkheidsverdeling tussen sociale partners en het pensioenfonds helder te maken én vast te leggen over welke onderwerpen afstemming moet plaatsvinden. Dit voorkomt onduidelijkheden die leiden tot grote vertraging in het proces en discussies over de vraag wie aansprakelijk is voor gemaakte keuzes. Alleen als één partij de verantwoordelijkheid heeft kan deze daarop worden aangesproken.
In het consultatiedocument is de standaardisatie van het nabestaandenpensioen opgenomen. We zijn hier een voorstander van, maar zien wel dat een nadere uitwerking hiervan nog nodig is. Er wordt bijvoorbeeld voorgesteld om opgebouwde aanspraken voor nabestaandenpensioen in stand te houden. Door het in stand houden van opgebouwd partnerpensioen, kunnen partners een relatief (te) hoog partnerpensioen ontvangen. Dit heeft, naast extra complexiteit in de uitvoering, ook een negatieve invloed op het totale pensioenresultaat. Wij vragen de minister om de verdere uitwerking zorgvuldig op te pakken en de sector hierbij te betrekken.
Wij vragen ook aandacht voor de wisselwerking tussen deze uniformering en standaardisering van het nabestaandenpensioen met het in de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel Wet Verdeling Pensioen bij scheiding. Er bestaan vragen over de samenhang hiervan met de herziening van het nabestaandenpensioen. Gezien het grote belang van het nabestaandenpensioen is zorgvuldigheid geboden, waarbij tevens de samenhang met het wetsvoorstel verdeling pensioen bij scheiding wat ons betreft moet worden meegenomen.
Evenwichtig
De overgang naar het nieuwe stelsel en de weg er naar toe vindt voor iedereen op een evenwichtige manier plaats. Wij stellen onszelf kaders stellen waarbinnen we de opdracht van sociale partners de komende jaren uitvoeren.
Pensioenfondsen moeten een evenwichtige afweging van alle belangen kunnen maken. Er moet in dat kader bij de transitie ruimte zijn om daar ook andere overwegingen bij te betrekken dan alleen de, in de wet genoemde, mathematisch theoretische “netto profijt” berekeningen. Wij vragen de minister deze ruimte wettelijk vast te leggen.
Deelnemersgericht
Onze keuzes die wij maken bij de inrichting van de nieuwe pensioenregeling worden zoveel mogelijk ondersteund door onderzoek en sluiten aan bij de wensen en risicobereidheid van onze deelnemers en werkgevers.
Wij zijn geen voorstander van het voorschrijven van een vastgestelde methodiek om te komen tot de risicohouding van deelnemers. Fondsen moeten de ruimte hebben om de elementen van hun regeling te laten terugkomen in de scenario’s die zij hun belanghebbenden in een onderzoek naar de risicohouding voorleggen. Een praktisch punt hierbij is dat de inzichten in hoe dit soort onderzoeken het best uitgevoerd kunnen worden nog volop in ontwikkeling zijn. Wij vragen de minister daarom geen vastgestelde methodiek voor te schrijven voor het bepalen van de risicohouding en de sector dit in gezamenlijkheid te laten ontwikkelen en proefondervindelijk hiervan te leren.
Uitvoerbaar
Wij kiezen voor eenvoud; complexere onderdelen of overgangsregelingen zijn wel mogelijk, alleen als dat grote toegevoegde waarde heeft voor onze deelnemers en werkgevers. We richten onze beleggingsportefeuille efficient in om ook in het nieuwe stelsel voldoende rendement te halen tegen beheerste risico’s. Wij letten op de kosten, uit iedere ingelegde euro halen we zoveel mogelijk waarde in termen van kwaliteit en rendement.
De Wet Toekomst Pensioenen geeft ook kaders voor een soepele transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. Hierbij moet oog zijn voor effecten op de financiële markten, zodat er geen afspraken worden gemaakt die pensioenfondsen dwingen tot (nadelig) voorspelbaar handelen op de financiële markten. Dit kan voor een deel voorkomen worden door pensioenfondsen ruimte te geven in de transitie en bij het opstellen van een fondsspecifiek beleggingsbeleid. Het is belangrijk dat pensioenfondsen de mogelijkheid krijgen om de bestaande beleggingsportefeuilles zoveel mogelijk te handhaven en de transitie voor het vermogensbeheer uit te voeren op het moment en in het tempo dat hen het beste past.
Verder verdient het aanbeveling om zoveel mogelijk bestaande uitzonderingen en overgangsregelingen bij overgang naar een nieuwe regeling te beëindigen en alle aanspraken (incl. opgebouwd partnerpensioen) volgens het standaard transitiepad in te varen. Op deze manier kunnen oude administratiesystemen verantwoord worden afgesloten en kan de uitvoering van het nieuwe contract “met een schone lei” plaatsvinden.
Wij zijn het al jaren niet eens met de huidige regelgeving waarbij PME btw moet betalen over de pensioen- en vermogensbeheerdiensten. Niet alle pensioenfondsen hebben deze verplichting, waardoor ongelijkheid is tussen de deelnemers van de verschillende fondsen. Btw maakt de uitvoering van pensioen duurder en heeft een cumulatief negatief effect op het pensioenresultaat. Wij zijn dan ook van mening dat uitvoeringswerkzaamheden van pensioenfondsen vrijgesteld moeten worden van Btw. De Europese fiscale regelgeving biedt hier ruimte voor. In de toelichting van de concept Wet Toekomst Pensioenen is aangegeven dat zal worden bezien of uitbestede diensten voor het pensioenbeheer bij uitvoering van de nieuwe pensioenregeling onder de btw-vrijstelling voor collectieve beleggingsfondsen vallen. Graag zien wij zo snel mogelijk een wettelijke verankering van deze btw-vrijstelling.
Uitlegbaar
Wij kiezen voor digitale en persoonlijke dienstverlening om deelnemers en werkgevers te betrekken bij pensioen, wij ondersteunen deelnemers bij het maken van de beste keuzes, in heldere taal.
Het nieuwe pensioenstelsel en de weg daar naar toe vereist zorgvuldige en heldere communicatie naar alle belanghebbenden. Eén van de doelen van de wijzigingen van het stelsel is immers dat het pensioenstelsel persoonlijker, transparanter en begrijpelijker moet worden. Belanghebbenden maken binnen hun pensioenregeling keuzes die van invloed zijn op het latere pensioeninkomen. In de concept-wettekst wordt een open norm geïntroduceerd omtrent keuzebegeleiding ter bevordering van weloverwogen keuzes. Deze norm dient zo veel mogelijk in het belang te zijn van de belanghebbende en ter voorkoming van substantiële en onomkeerbare negatieve inkomensgevolgen door keuzes die belanghebbenden over hun pensioen maken. Pensioenfondsen krijgen de ruimte om een keuzeomgeving te creëren die aansluit bij een doelgroep van belanghebbenden. Daarnaast zorgt een open norm ervoor dat de snelle ontwikkeling van digitale hulpmiddelen geen belemmering ondervindt van de wet- en regelgeving. Wij juichen toe dat hier is gekozen voor een open norm en onderschrijven de achterliggende gedachte hiervan volledig. Hoe persoonlijker de boodschap des te relevanter deze over het algemeen is voor de ontvanger ervan. Hierbij merken wij op dat een keuzeomgeving niet alleen hoeft te bestaan uit een digitale keuzearchitectuur. In ons geval wordt bijvoorbeeld verdieping en persoonlijke service geboden door pensioenconsulenten. Dat werkt uitstekend. We zien dat deelnemers die deze gesprekken hebben, beter geïnformeerd zijn en vaak andere (en beter passende) keuzes maken dan minder geïnformeerde deelnemers.